Didactisch concept
Theorie:
De fiets van Jansen
Het didactisch model 'de fiets van Jansen' gaat uit van de nieuwsgierigheid van de kinderen. De kinderen bepalen, begeleidt door
de leerkracht de inhoud van de les. Dit didactisch model bestaat uit een aantal fasen die door de leerlingen gevolgd worden:
Trap 1 - Prikkelen: Het thema wordt geïntroduceerd aan de hand van een activiteit, waarbij het de bedoeling is dat alle kinderen worden
geprikkeld. Dit kan bijv. met een kijk- en vertelkring, een gastdocent of een verhaal. Als de kinderen aan het begin
van het project geprikkeld zijn, heeft het meer kans van slagen. Tijdens deze trap worden de deelonderwerpen
bedacht en worden er heterogene groepjes gemaakt, op deze manier leren de kinderen het meest van elkaar.
Trap 2- Leervragen: De gemaakte groepjes gaan nu gerichte vraag/probleemstellingen maken die passen bij het gekozen deelonderwerp
Op deze manier bedenken ze wat ze willen weten over hun onderwerp.
Trap 3 - Wie gaat wat doen: De leerkracht zorgt ervoor dat er voor de groepjes genoeg mogelijkheid is om coöperatief te leren
Hierbij is de betrokkenheid van de kinderen, een goed verloop van de samenwerking en de
zelfverantwoordelijkheid van de kinderen voor het proces en het product belangrijk. Ze verdelen de taken
en schrijven deze op. Op deze manier is het zowel voor de kinderen als voor de leerkracht overzichtelijk.
Trap 4 - Verslagrijpheid: De kinderen noteren iedere keer wat ze gedaan hebben en wat ze nog moeten doen. Op deze manier is het
overzichtelijk en kunnen ze de volgende keer meteen aan de slag.
Trap 5 - Presentatie: Ieder groepje bereidt een presentatie voor over hun eigen gekozen deelonderwerp. Hierbij zorgen ze ervoor dat de
taken goed verdeeld zijn en iedereen aanbod komt tijdens de presentatie. Op deze manier kan de leerkracht zien
dat iedereen betrokken is geweest tijdens het proces.
Trap 6 - Vastleggen: De kinderen gaan tijdens deze trap individueel terugblikken op het project. Hierbij schrijven ze op wat ze van
project vonden, hoe het samenwerken ging en wat ze van de presentaties hebben geleerd. De kinderen geven ook
aan wat ze van het resultaat vonden en wat ze er leuk, moeilijk of makkelijk aan vonden.
Praktijk:
De hierboven beschreven didactisch concept geeft een volledig beeld zoals het project horizon is uitgevoerd en verlopen. De leerkracht heeft door middel van een leuke inleiding de nieuwsgierigheid van kinderen geprikkeld. Dit is te merken als kinderen enthousiast worden, graag meer willen weten en niet kunnen wachten om te beginnen. Daarna wordt er samen met de kinderen deelonderwerpen vastgesteld, de leerkracht stuurt hierbij wel in de goede richting. Als de deelonderwerp zijn gemaakt is het belangrijk dat de leerlingen in groepjes overleggen wat ze graag willen weten over het onderwerp en hoe ze dit gaan aanpakken. De taken worden verdeeld, ook hierbij geeft de leerkracht ze houvast, namelijk door ze laten werken met taakkaarten. De kinderen vullen na iedere les in een logboekje in hoe het is gegaan, wat ze hebben gedaan en wat ze de volgende keer gaan doen. Op deze manier is het voor de leerkracht en de kinderen overzichtelijk en kunnen ze de volgende keer meteen verder. Als de leerlingen antwoord hebben kunnen vinden op de leervragen gaan ze verder met het maken van een presentatie, ook hierbij worden de rollen duidelijk verdeeld. Dit vinden de kinderen ook weer terug in het beoordelingsmodel.
Aan het einde van het project heeft de leerkracht samen met de kinderen geëvalueerd hoe ze het project vonden. Ieder kind mocht tips en tops op schrijven. Ook hebben ze beschreven hoe ze het uiteindelijke resultaat met de ouders vonden.
Theorie:
De fiets van Jansen
Het didactisch model 'de fiets van Jansen' gaat uit van de nieuwsgierigheid van de kinderen. De kinderen bepalen, begeleidt door
de leerkracht de inhoud van de les. Dit didactisch model bestaat uit een aantal fasen die door de leerlingen gevolgd worden:
Trap 1 - Prikkelen: Het thema wordt geïntroduceerd aan de hand van een activiteit, waarbij het de bedoeling is dat alle kinderen worden
geprikkeld. Dit kan bijv. met een kijk- en vertelkring, een gastdocent of een verhaal. Als de kinderen aan het begin
van het project geprikkeld zijn, heeft het meer kans van slagen. Tijdens deze trap worden de deelonderwerpen
bedacht en worden er heterogene groepjes gemaakt, op deze manier leren de kinderen het meest van elkaar.
Trap 2- Leervragen: De gemaakte groepjes gaan nu gerichte vraag/probleemstellingen maken die passen bij het gekozen deelonderwerp
Op deze manier bedenken ze wat ze willen weten over hun onderwerp.
Trap 3 - Wie gaat wat doen: De leerkracht zorgt ervoor dat er voor de groepjes genoeg mogelijkheid is om coöperatief te leren
Hierbij is de betrokkenheid van de kinderen, een goed verloop van de samenwerking en de
zelfverantwoordelijkheid van de kinderen voor het proces en het product belangrijk. Ze verdelen de taken
en schrijven deze op. Op deze manier is het zowel voor de kinderen als voor de leerkracht overzichtelijk.
Trap 4 - Verslagrijpheid: De kinderen noteren iedere keer wat ze gedaan hebben en wat ze nog moeten doen. Op deze manier is het
overzichtelijk en kunnen ze de volgende keer meteen aan de slag.
Trap 5 - Presentatie: Ieder groepje bereidt een presentatie voor over hun eigen gekozen deelonderwerp. Hierbij zorgen ze ervoor dat de
taken goed verdeeld zijn en iedereen aanbod komt tijdens de presentatie. Op deze manier kan de leerkracht zien
dat iedereen betrokken is geweest tijdens het proces.
Trap 6 - Vastleggen: De kinderen gaan tijdens deze trap individueel terugblikken op het project. Hierbij schrijven ze op wat ze van
project vonden, hoe het samenwerken ging en wat ze van de presentaties hebben geleerd. De kinderen geven ook
aan wat ze van het resultaat vonden en wat ze er leuk, moeilijk of makkelijk aan vonden.
Praktijk:
De hierboven beschreven didactisch concept geeft een volledig beeld zoals het project horizon is uitgevoerd en verlopen. De leerkracht heeft door middel van een leuke inleiding de nieuwsgierigheid van kinderen geprikkeld. Dit is te merken als kinderen enthousiast worden, graag meer willen weten en niet kunnen wachten om te beginnen. Daarna wordt er samen met de kinderen deelonderwerpen vastgesteld, de leerkracht stuurt hierbij wel in de goede richting. Als de deelonderwerp zijn gemaakt is het belangrijk dat de leerlingen in groepjes overleggen wat ze graag willen weten over het onderwerp en hoe ze dit gaan aanpakken. De taken worden verdeeld, ook hierbij geeft de leerkracht ze houvast, namelijk door ze laten werken met taakkaarten. De kinderen vullen na iedere les in een logboekje in hoe het is gegaan, wat ze hebben gedaan en wat ze de volgende keer gaan doen. Op deze manier is het voor de leerkracht en de kinderen overzichtelijk en kunnen ze de volgende keer meteen verder. Als de leerlingen antwoord hebben kunnen vinden op de leervragen gaan ze verder met het maken van een presentatie, ook hierbij worden de rollen duidelijk verdeeld. Dit vinden de kinderen ook weer terug in het beoordelingsmodel.
Aan het einde van het project heeft de leerkracht samen met de kinderen geëvalueerd hoe ze het project vonden. Ieder kind mocht tips en tops op schrijven. Ook hebben ze beschreven hoe ze het uiteindelijke resultaat met de ouders vonden.