Onderzoekend leren.
Theorie
Tijdens onderzoekend leren spelen de leerlingen als het ware een onderzoeker. De leerkracht stimuleert de leerlingen tot nieuwsgierige, creatieve en kritische onderzoekers. Door de nieuwsgierigheid te prikkelen gaan leerlingen vragen stellen. De leerlingen worden aangemoedigd de wereld onderzoekend tegemoet te gaan en antwoorden te vinden op hun vragen. De leerlingen zijn buiten de klassieke leermomenten om, actief bezig met het leerproces. Ze leren door te doen en te ervaren. Door ervaring leren ze zichzelf ontdekken en hun talenten te ontwikkelen. Onderzoekend leren vergroot daarmee de kwaliteit van leren, omdat de leerlingen van en met elkaar leren en daarnaast de zin van het leren ontdekken. (Van Graft &Kemmers, 2007). Bij onderzoekend leren wordt er vaak gebruikt gemaakt van een onderzoekscyclus:
1. Confrontatie/introductie; Er wordt een probleem, een verschijnsel of een nieuw begrip voorgelegd, die aansluit bij de leefwereld van
de kinderen. Bij de leerlingen wordt de nieuwsgierigheid en verwondering opgewekt door het probleem, verschijnsel of het nieuwe
begrip aan te bieden op een hoger kennisniveau;
2. Verkennen; De leerlingen gaan met het voorwerp, probleem of begrip experimenteren. Een vrije exploratie van het onderwerp.
Ze halen voorkennis op en delen ervaringen.
3. Opzetten experiment; De onderzoekbare vragen worden omgezet naar bruikbare en uitvoerbare experimenten. Er wordt bekeken wat
er in het experiment onderzocht of gemeten gaat worden.
4. Uitvoeren experiment; Het experiment wordt uitgevoerd zoals de leerlingen dat bedacht hebben. De waarnemingen leggen ze
schriftelijk vast. Uiteindelijk zal het experiment en de waarnemingen leiden tot een resultaat;
5. Concluderen; Op basis van de resultaten trekken de leerlingen conclusies. Deze kunnen leiden tot de oplossing of misschien een
nieuwe vraag.
6. Presenteren/Communiceren; De resultaten en conclusies van de leerlingen vertalen ze in afbeeldingen, foto’s, teksten en tabellen. De
uitkomst van het experiment presenteren de leerlingen aan de klas.
7. Verdiepen en verbreden; Uit de presentaties en gesprekken met de klas heeft de leraar het begripsniveau van de leerlingen. De
opbrengsten uit de presentaties plaatst de leerkracht in andere contexten, waardoor de leerlingen meerdere verbanden kunnen
leggen. (Van Graft & Kemmers, 2007)
Theorie
Tijdens onderzoekend leren spelen de leerlingen als het ware een onderzoeker. De leerkracht stimuleert de leerlingen tot nieuwsgierige, creatieve en kritische onderzoekers. Door de nieuwsgierigheid te prikkelen gaan leerlingen vragen stellen. De leerlingen worden aangemoedigd de wereld onderzoekend tegemoet te gaan en antwoorden te vinden op hun vragen. De leerlingen zijn buiten de klassieke leermomenten om, actief bezig met het leerproces. Ze leren door te doen en te ervaren. Door ervaring leren ze zichzelf ontdekken en hun talenten te ontwikkelen. Onderzoekend leren vergroot daarmee de kwaliteit van leren, omdat de leerlingen van en met elkaar leren en daarnaast de zin van het leren ontdekken. (Van Graft &Kemmers, 2007). Bij onderzoekend leren wordt er vaak gebruikt gemaakt van een onderzoekscyclus:
1. Confrontatie/introductie; Er wordt een probleem, een verschijnsel of een nieuw begrip voorgelegd, die aansluit bij de leefwereld van
de kinderen. Bij de leerlingen wordt de nieuwsgierigheid en verwondering opgewekt door het probleem, verschijnsel of het nieuwe
begrip aan te bieden op een hoger kennisniveau;
2. Verkennen; De leerlingen gaan met het voorwerp, probleem of begrip experimenteren. Een vrije exploratie van het onderwerp.
Ze halen voorkennis op en delen ervaringen.
3. Opzetten experiment; De onderzoekbare vragen worden omgezet naar bruikbare en uitvoerbare experimenten. Er wordt bekeken wat
er in het experiment onderzocht of gemeten gaat worden.
4. Uitvoeren experiment; Het experiment wordt uitgevoerd zoals de leerlingen dat bedacht hebben. De waarnemingen leggen ze
schriftelijk vast. Uiteindelijk zal het experiment en de waarnemingen leiden tot een resultaat;
5. Concluderen; Op basis van de resultaten trekken de leerlingen conclusies. Deze kunnen leiden tot de oplossing of misschien een
nieuwe vraag.
6. Presenteren/Communiceren; De resultaten en conclusies van de leerlingen vertalen ze in afbeeldingen, foto’s, teksten en tabellen. De
uitkomst van het experiment presenteren de leerlingen aan de klas.
7. Verdiepen en verbreden; Uit de presentaties en gesprekken met de klas heeft de leraar het begripsniveau van de leerlingen. De
opbrengsten uit de presentaties plaatst de leerkracht in andere contexten, waardoor de leerlingen meerdere verbanden kunnen
leggen. (Van Graft & Kemmers, 2007)
Praktijk
De leerlingen worden tijdens het project Zuid-Afrika gestimuleerd om een onderzoekende houding aan te nemen. De leerlingen
gaan op zoek naar antwoorden, op de door hun bedachte onderzoeksvragen bij de gekozen deelonderwerpen. De leerkracht wekt de interesse en nieuwsgierigheid bij kinderen door een pakkende inleiding foto's en filmpjes. Als de leerlingen bezig zijn met
het onderzoek loopt de leerkracht langs om de leerlingen tips te geven over de manier waarop ze het beste kunnen zoeken naar de informatie etc. Ook probeert de leerkracht de leerlingen verschillende inzichten te geven door middel van een metacognitief gesprek. De vragen die de leerkracht stelt tijdens het onderzoek, zorgt ervoor dat de leerlingen nogmaals op zoek gaan. Dit kan incidenteel tijdens de werkles, maar de leerkracht heeft ook bewuste lessen gepland. Les 3, 4, 5 & 6. Deze incidentele en bewuste lessen zorgen ervoor dat ze komen tot nieuwe inzichten en op deze manier hun horizon verbreden. In deze lessen zijn didactische concepten verwerkt,
bijv. multiperspectivisch kijken. Dit is terug te lezen in het procesverslag. De didactische concepten zorgen ervoor dat de leerlingen op
verschillende manieren naar het land leren kijken en ook op deze manier hun horizon verbreden.
De leerlingen worden tijdens het project Zuid-Afrika gestimuleerd om een onderzoekende houding aan te nemen. De leerlingen
gaan op zoek naar antwoorden, op de door hun bedachte onderzoeksvragen bij de gekozen deelonderwerpen. De leerkracht wekt de interesse en nieuwsgierigheid bij kinderen door een pakkende inleiding foto's en filmpjes. Als de leerlingen bezig zijn met
het onderzoek loopt de leerkracht langs om de leerlingen tips te geven over de manier waarop ze het beste kunnen zoeken naar de informatie etc. Ook probeert de leerkracht de leerlingen verschillende inzichten te geven door middel van een metacognitief gesprek. De vragen die de leerkracht stelt tijdens het onderzoek, zorgt ervoor dat de leerlingen nogmaals op zoek gaan. Dit kan incidenteel tijdens de werkles, maar de leerkracht heeft ook bewuste lessen gepland. Les 3, 4, 5 & 6. Deze incidentele en bewuste lessen zorgen ervoor dat ze komen tot nieuwe inzichten en op deze manier hun horizon verbreden. In deze lessen zijn didactische concepten verwerkt,
bijv. multiperspectivisch kijken. Dit is terug te lezen in het procesverslag. De didactische concepten zorgen ervoor dat de leerlingen op
verschillende manieren naar het land leren kijken en ook op deze manier hun horizon verbreden.