Proces
Donderdag 7 februari
In de tweede week van mijn horizon verbreden project heb ik samen met de kinderen groepjes gemaakt en hierbij de subthema's verdeeld. Ik ben begonnen met een groot woordweb op het bord. De kinderen mochten allemaal woorden noemen die pasten bij het land Zuid-Afrika. De kinderen konden al heel veel woorden noemen. Daarna zijn we samen gaan kijken of er woorden waren die bij elkaar paste, dus te verdelen waren in één groep. Op deze manier kwamen we langzaam bij de deelonderwerpen, namelijk: geschiedenis, natuur, onderwijs, straatkinderen, cultuur en dieren. Nadat we samen deze deelonderwerpen hadden gemaakt, begonnen al veel kinderen te roepen bij welk onderwerp ze wilde. Hierbij had ik het volgende bedacht: ieder kind kreeg een stukje van een kaart en deze moesten ze compleet maken. Op het bord stond precies aan welke tafel je moest gaan zitten als je die kaart compleet had. En ieder groepje had weer een nummer. Op deze manier kon ik de deelonderwerpen van boven naar beneden verdelen. Deze manier van werken sluit aan bij de 2e trap; leervragen/probleemstellingen vormen van het didactisch concept van de fiets van Jansen. Nadat iedereen in het groepje zat en een eigen deelonderwerp had, mochten ze zelf op een groot vel opschrijven wat ze al wisten over het onderwerp. Hierbij mochten ze eventueel gebruik maken van informatieboeken. De kinderen gingen gelijk aan het werk en konden al aardig wat bedenken. Bij sommige groepjes merkte ik dat ze het nog lastig vonden, maar ik vertelde dat ze dit de komende periode steeds meer zouden kunnen aanvullen. Competentie waar ik tijdens deze les aan heb gewerkt : Tijdens mijn les wilde ik de kinderen aanzetten tot het inbrengen van eigen initiatieven interesses door zelf invulling te geven aan het woordweb. Ook wilde ik bijdragen aan het samenwerken, verwonderend en zelfstandig leren (vakinhoudelijk en didactisch competent, deeltaak 69). Tijdens mijn les wilde ik de groepjes begeleiden tijdens het samenwerken en daarbij aandacht schenken aan de organisatorische ondersteuning die kinderen elkaar kunnen bieden. Bijv. één leerling kijkt in de informatieboekjes en de ander schrijft op het woordweb. (Organisatorisch competent, deeltaak 75). De leerlingen konden door middel van eerst het woordweb op het bord zelf initiatieven tonen en meedenken met de uiteindelijke deelonderwerpen. Deze hebben we namelijk met sturing van de leerkracht gevormd uit deze woorden. De groepjes zijn op een spontane manier ontstaan en er is daarvoor duidelijk afgesproken dat er niet moeilijk gedaan wordt over het groepje waar je in komt. Doordat de kinderen verschillende onderwerpen bezig waren moest ik goed schakelen en zorgen voor voldoende materiaal, bijv. de informatieboekjes. Ook moest ik de leerlingen wijzen op het verdelen van de rollen. Les: woordweb maken. |
|