Samenwerkend leren.
Theorie:
Samenwerkend leren of ook wel coöperatief leren is leren dat plaatsvindt in een (onderwijs)leersituatie waarin de lerende
in interactie met één of meer factoren onder gedeelde verantwoordelijkheid een leertaak uitvoert met een gemeenschappelijk
doel of product dat alle berokkenen willen bereiken of maken (Alkema, van Dam, Tjerkstra, Kuipers, & Lindhout, 2009).
Samenwerkend leren is een manier om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Leerlingen leren van en met elkaar, niet alleen kennis maar ook vaardigheden. Een belangrijke voorwaarde van samenwerkend leren is een pedagogisch klimaat, dit geldt ook andersom. Als leerkracht is het belangrijk dat er duidelijke afspraken gemaakt worden en moet een duidelijk doel hebben waarom de leerlingen moeten samenwerken (Förrer, Kenter & Veenman, 2000).
De 5 basiskenmerken van samenwerken:
1. Positieve wederzijdse verantwoordelijkheid; de leerlingen moeten het gevoel hebben dat ze elkaar nodig hebben tijdens de activiteit;
2. Individuele verantwoordelijkheid; elke leerling moet aan afloop van de les kunnen vertellen wat de eigen bijdrage is geweest;
3. Directe interactie; door veel te praten wisselen de leerlingen veel kennis, ideeën en informatie uit;
4. Aandacht voor samenwerkingsvaardigheden; tijdens het samenwerken besteedt de leerkracht hier bewust aandacht aan en legt deze
vaardigheden uit aan de leerlingen;
5. Evaluatie samenwerken; de leerlingen reflecteren op hoe het proces verlopen is.
(Förrer, Kenter & Veenman, 2000).
Praktijk:
Tijdens het project zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de samenwerking in de groepjes. De afspraken zijn door de leerlingen
zelf bedacht en deze hebben we op het bord gehangen. Op deze manier zijn de afspraken betekenisvol voor de leerlingen en kan
de leerkracht ze op deze afspraken wijzen tijdens de werkles. Aan het begin van het project hebben de leerlingen een projectboekje gegeven met daarin een logboek. Hierin vullen ze naar iedere les in hoe het samenwerken ging en welke afspraken ze hebben gemaakt voor de volgende keer. Op deze manier zijn ze zich er zelf van bewust hoe ze hebben samengewerkt. Ook kan de leerkracht ze tips geven voor de volgende les. Ook heeft de leerkracht tijdens het project veel gebruik gemaakt van verschillende werkvormen om het samenwerken te stimuleren.
* Samenwerkingskaartjes; Deze kaartjes werden gebruikt tijdens de werklessen. Iedere leerling heeft een taak, dit zorgt ervoor dat de les
geordend en gestructureerd loopt, zowel voor de leerlingen als voor de leerkracht. Deze kaartjes werden ook
gebruikt tijdens de aardrijkskundeles.
* Brainmap; Het is een methode waarin leerlingen de 'behandelde' leerstof kunnen ordenen en structureren. De leerlingen schrijven
hun onderwerp in het midden van een groot vel en schrijven eromheen alle woorden die ze weten en erbij passen.
Iedere leerling heeft tijdens deze werkvorm inbreng; ze luisteren naar elkaar, overleggen met elkaar en nemen eigen
initiatieven. Deze werkvorm is toegepast in les 2.
* Werken in tweetallen; De leerlingen verdelen het groepje in tweeën, zodat er twee leerlingen samen op de computer kunnen werken.
Het andere tweetal zoekt informatie in boeken of zitten ook op de computer. Op deze manier zijn de taken in
het groepje goed verdeeld. Deze werkvorm is toegepast tijdens de werklessen.
* Ideeën spuien; Dit is een effectieve manier voor leerlingen om creatief te denken. Deze werkvorm kun je toepassen aan het begin van
een thema of voorafgaand aan de instructie om erachter te komen wat de leerlingen nog weten van de vorige les
(activeren van de voorkennis). Deze werkvorm wordt gebruikt bij het maken van onderzoeksvragen. De leerlingen
moeten goed naar elkaar luisteren en vormen uiteindelijk samen mooie onderzoeksvragen.
Theorie:
Samenwerkend leren of ook wel coöperatief leren is leren dat plaatsvindt in een (onderwijs)leersituatie waarin de lerende
in interactie met één of meer factoren onder gedeelde verantwoordelijkheid een leertaak uitvoert met een gemeenschappelijk
doel of product dat alle berokkenen willen bereiken of maken (Alkema, van Dam, Tjerkstra, Kuipers, & Lindhout, 2009).
Samenwerkend leren is een manier om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Leerlingen leren van en met elkaar, niet alleen kennis maar ook vaardigheden. Een belangrijke voorwaarde van samenwerkend leren is een pedagogisch klimaat, dit geldt ook andersom. Als leerkracht is het belangrijk dat er duidelijke afspraken gemaakt worden en moet een duidelijk doel hebben waarom de leerlingen moeten samenwerken (Förrer, Kenter & Veenman, 2000).
De 5 basiskenmerken van samenwerken:
1. Positieve wederzijdse verantwoordelijkheid; de leerlingen moeten het gevoel hebben dat ze elkaar nodig hebben tijdens de activiteit;
2. Individuele verantwoordelijkheid; elke leerling moet aan afloop van de les kunnen vertellen wat de eigen bijdrage is geweest;
3. Directe interactie; door veel te praten wisselen de leerlingen veel kennis, ideeën en informatie uit;
4. Aandacht voor samenwerkingsvaardigheden; tijdens het samenwerken besteedt de leerkracht hier bewust aandacht aan en legt deze
vaardigheden uit aan de leerlingen;
5. Evaluatie samenwerken; de leerlingen reflecteren op hoe het proces verlopen is.
(Förrer, Kenter & Veenman, 2000).
Praktijk:
Tijdens het project zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de samenwerking in de groepjes. De afspraken zijn door de leerlingen
zelf bedacht en deze hebben we op het bord gehangen. Op deze manier zijn de afspraken betekenisvol voor de leerlingen en kan
de leerkracht ze op deze afspraken wijzen tijdens de werkles. Aan het begin van het project hebben de leerlingen een projectboekje gegeven met daarin een logboek. Hierin vullen ze naar iedere les in hoe het samenwerken ging en welke afspraken ze hebben gemaakt voor de volgende keer. Op deze manier zijn ze zich er zelf van bewust hoe ze hebben samengewerkt. Ook kan de leerkracht ze tips geven voor de volgende les. Ook heeft de leerkracht tijdens het project veel gebruik gemaakt van verschillende werkvormen om het samenwerken te stimuleren.
* Samenwerkingskaartjes; Deze kaartjes werden gebruikt tijdens de werklessen. Iedere leerling heeft een taak, dit zorgt ervoor dat de les
geordend en gestructureerd loopt, zowel voor de leerlingen als voor de leerkracht. Deze kaartjes werden ook
gebruikt tijdens de aardrijkskundeles.
* Brainmap; Het is een methode waarin leerlingen de 'behandelde' leerstof kunnen ordenen en structureren. De leerlingen schrijven
hun onderwerp in het midden van een groot vel en schrijven eromheen alle woorden die ze weten en erbij passen.
Iedere leerling heeft tijdens deze werkvorm inbreng; ze luisteren naar elkaar, overleggen met elkaar en nemen eigen
initiatieven. Deze werkvorm is toegepast in les 2.
* Werken in tweetallen; De leerlingen verdelen het groepje in tweeën, zodat er twee leerlingen samen op de computer kunnen werken.
Het andere tweetal zoekt informatie in boeken of zitten ook op de computer. Op deze manier zijn de taken in
het groepje goed verdeeld. Deze werkvorm is toegepast tijdens de werklessen.
* Ideeën spuien; Dit is een effectieve manier voor leerlingen om creatief te denken. Deze werkvorm kun je toepassen aan het begin van
een thema of voorafgaand aan de instructie om erachter te komen wat de leerlingen nog weten van de vorige les
(activeren van de voorkennis). Deze werkvorm wordt gebruikt bij het maken van onderzoeksvragen. De leerlingen
moeten goed naar elkaar luisteren en vormen uiteindelijk samen mooie onderzoeksvragen.